De 6 vakgebieden van BRUGEL

1. Tariefbevoegdheid

Interview met Jérémie Van Den Abeele


DOWNLOAD DIT HOOFDSTUK
DELEN

Twitter  /  

Linkedin  /  

Facebook



Overeenkomstig de Brusselse ordonnantie van 8 mei 2014 is BRUGEL sinds 1 juli 2014 bevoegd voor de distributietarieven voor elektriciteit en gas in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De nieuwe opdrachten betreffende de watersector, waaronder een opdracht voor de controle van de watertarifering, zijn in 2018 operationeel geworden.

ELEKTRICITEIT EN GAS

Controle van de tariefsaldi van SIBELGA

In het kader van de opdracht die hem werd toevertrouwd door de Brusselse ordonnantie van 8 mei 2014, heeft BRUGEL in 2019 de regulatoire saldi van netbeheerder SIBELGA gecontroleerd.

"We hebben de rekeningen van de DNB gecontroleerd en deze bedragen vergeleken met de prognoses die bij het opstellen van de huidige tarieven werden gehanteerd", legt Jérémie Van Den Abeele uit.

Dankzij deze controle kon BRUGEL de redelijkheid van bepaalde kosten beoordelen en de netbeheerder desgevallend om bijkomende informatie vragen, teneinde deze kosten niet door de tarieven te laten dekken. Naar aanleiding van deze controle heeft BRUGEL bepaalde uitgaven als ongerechtvaardigd en onredelijk verworpen.

Beheersbare en onbeheersbare kosten

Er bestaan twee soorten regulatoire saldi: de saldi op de beheersbare kosten (die waarover de netbeheerder controle kan uitoefenen) en de saldi op de onbeheersbare kosten (die waarover de operator geen directe controle uitoefent). In overeenstemming met het huidige stimuleringsmechanisme van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest komt het saldo van de onbeheersbare kosten ten goede aan de consument, terwijl het saldo van de beheersbare kosten ten dele ten goede komt aan de consument en ten dele aan de netbeheerder.

"In 2019 hebben we vastgesteld dat netbeheerder SIBELGA de neiging had om dit stimuleringsmechanisme te optimaliseren ten nadele van de tarieven, zonder de efficiëntie ervan te verhogen", legt Jérémie Van Den Abeele uit. "De controles die in 2019 werden uitgevoerd, hebben opnieuw de zwakke invloed van BRUGEL op bepaalde kosten in verband met de human resources van de DNB aan het licht gebracht."

In dit verband heeft BRUGEL het huidige onderhandelingsmechanisme (paritair comité) voor de elektriciteits- en gassector ter discussie gesteld. De Brusselse regulator zet immers vraagtekens bij de relevantie van het onderhandelingsmodel dat van toepassing is zowel op de monopolistische gereguleerde ondernemingen als op de niet-gereguleerde bedrijven.

Significante regulatoire saldi

Net als in de voorgaande boekjaren werden bij de controle en de goedkeuring van de rekeningen van 2018 in 2019 relatief grote regulatoire saldi vastgesteld.

"Eind 2018 bedroegen de cumulatieve saldi ‎€ 123,3 miljoen voor elektriciteit en ‎€ 112,9 miljoen voor gas, waarvan meer dan de helft nog niet is toegewezen aan concrete projecten", aldus Jérémie Van Den Abeele. "Dit zijn bedragen die een schuld vormen van de netbeheerder ten aanzien van de eindverbruikers. De toewijzing van deze saldi heeft discussies op gang gebracht, die uiteindelijk tot de goedkeuring van de tariefvoorstellen hebben geleid. En op basis van wat tijdens het vorige boekjaar werd voorgesteld, werd besloten dat deze bedragen konden worden gebruikt voor de financiering van projecten rond energietransitie."

Voor de periode 2020-2024 werd aldus € 45 miljoen uitgetrokken voor het afvlakken van de distributiekosten voor elektriciteit.

Gas en energietransitie

In deze context vroeg BRUGEL zich ook af wat de rol van gas is in de energietransitie. In de loop van het boekjaar 2019 heeft de Brusselse regulator onder meer voorgesteld om bepaalde mechanismen te evalueren die het mogelijk maken om een deel van deze transitie met gas te financieren.

"We weten dat Europa tegen 2050 koolstofneutraal wil zijn. In deze context kan men zich afvragen welke toekomst gas nog heeft in de hoofdstad, en wat de mogelijke technologische ontwikkelingen zijn", stelt Jérémie Van Den Abeele. "We weten echter dat het Brusselse gasnet in 2050 nog een zekere waarde zal hebben. De vraag is nu wie dit netwerk gaat financieren als het meer of minder wordt gebruikt. Is het aan de consument om de versnelde afschrijving van het gasnet nu reeds voor te financieren, via het tarief? De vraag blijft en zal in 2020 worden beantwoord."

Goedkeuring van de distributietarieven

De controle en goedkeuring van de distributietarieven om de vijf jaar is een belangrijke opdracht voor de tariefdienst van de Brusselse regulator. Zijn rol bestond erin na te gaan of de tariefvoorstellen van SIBELGA in overeenstemming waren met de methodologieën (elektriciteit en gas) die na openbare raadpleging in maart 2019 werden goedgekeurd en ingevoerd.

"We hebben in eerste instantie de structurele hypothesen van de tariefvoorstellen gevalideerd. Deze hypothesen omvatten de evolutie van de gedistribueerde hoeveelheden over de periode 2020-2024, de verdeelsleutels, de hypothesen met betrekking tot de inflatie of de rentevoeten, enz. Deze oefening diende ook als een pre-validatie van alle tarieven voor technische prestaties, zoals de installatie van meters, enz.", verduidelijkt Jérémie Van Den Abeele.

Significante daling en geleidelijke stijging

Tijdens deze goedkeuringsronde heeft BRUGEL vastgesteld dat voor de elektriciteitssector, de totale enveloppe die door de tarieven moet worden gedekt, tussen 2019 en 2020 aanzienlijk is gedaald en vervolgens over de hele periode 2020-2024 is gestegen. Deze enveloppe werd vastgesteld op € 210,7 miljoen voor 2019; deze enveloppe zal geleidelijk aan toenemen met 9,3% tot 2024.

"We hebben ook vastgesteld dat de distributietarieven, die licht terugliepen tussen 2019 en 2020 voor de huishoudelijke en gemengde afnemers, daarna geleidelijk zullen stijgen"", verklaart Jérémie Van Den Abeele. "Anderzijds moeten de grootste elektriciteitsafnemers een relatief aanzienlijke stijging van hun tarieven verwachten (+25%), met name als gevolg van de wijzigingen in de tariefstructuren die in de methodologie zijn opgenomen."

Ter herinnering: sommige grote klanten genoten historische tarieven die niet langer bestaan.

Matige verhoging van het tariefbudget voor gas

Voor de gassector heeft BRUGEL ook een verlaging van het tariefbudget van € 107,2 miljoen tussen 2019 en 2020 vastgesteld, met behoud van een over het algemeen stabiel tarief gedurende deze periode en een stijging van +/- 2,5% over 5 jaar. Tussen 2019 en 2020 hebben de grote gasafnemers geprofiteerd van een aanzienlijke daling van ongeveer 10% voor een verbruik van minder dan 10 GWh/jaar; voor de grootste verbruikers was dat 25%.

De huishoudelijke klanten in Brussel die zowel elektriciteit als gas verbruiken, zullen hun tarieven in 2020 met ongeveer 5,8% zien dalen en daarna geleidelijk aan zien stijgen.

Verandering van tariefreguleringsmodel

"In september 2019 hebben we SIBELGA aangesproken op alle kosten die in de tariefvoorstellen waren opgenomen", verklaart Jérémie Van Den Abeele. "We hebben deze controle ook aangegrepen om de aandacht te vestigen op het feit dat één op de vier euro die SIBELGA ontvangt, teruggaat naar de aandeelhouders (de gemeenten). Deze gelden worden terugbetaald via het dividend of de wegenisretributies. Wij pleiten ervoor dat een verandering in het reguleringsmodel een einde maakt aan deze situatie."

In elk geval verwachtte BRUGEL dat het verschil tussen het door SIBELGA ingediende budget voor de beheersbare kosten en het toegestane plafond groter zou zijn.

Ontwikkeling van een vijfjarenplan

Om het begrotingskader van de Brusselse DNB te optimaliseren, is BRUGEL van plan om een stappenplan (roadmap) op vijf jaar op te stellen om de nagestreefde doelstellingen duidelijk te definiëren, innovatieve projecten aan te moedigen en modelwijzigingen voor de volgende regulatoire periode te lanceren.

In dit kader en met het oog op een duurzame ontwikkeling, heeft BRUGEL SIBELGA ook aangeraden om na te denken over de economische en ecologische voordelen van de organisatie van een aantal van deze activiteiten: mobiliteit van de werknemers, type voertuigen die aan de meteropnemers ter beschikking worden gesteld, enz. Afhankelijk van conclusies die uit deze analyse worden getrokken, behoudt BRUGEL zich het recht voor om te oordelen of deze kosten in de tarieven kunnen worden opgenomen.

Energiegemeenschappen en energietransitie

"In 2019 hebben onze teams zich voor het eerst gebogen over de tariefkwesties in verband met projecten voor collectief zelfverbruik en energiegemeenschappen", aldus Jérémie Van Den Abeele. "Aangezien we met innovatieve projecten bezig zijn, willen we graag genieten van een tariefvrijheid op basis van een systeem van vrijstellingen. We willen aan projectverantwoordelijken van innovatieve projecten die met specifieke vragen zitten verschillende tariferingspistes kunnen voorstellen om tegen 2023-2024 tot een globale denkoefening te komen. Ons doel is om voldoende inzicht te verwerven om betrouwbare modellen op te stellen die projecten rond energiegemeenschappen duurzaam kunnen ondersteunen."

"We zijn ons er ook van bewust dat als de tariefcomponent rijker en complexer wordt, het wetsvoorstel nog steeds leesbaar en begrijpelijk moet blijven voor de overgrote meerderheid van de consumenten. Het is dus aan BRUGEL om tariefoplossingen aan te bieden die zowel een standaardoplossing bevatten voor klanten zonder slimme meters als voor specifieke tarieven voor bijvoorbeeld dynamische klanten of klanten die actief zijn in energiegemeenschappen. We zijn het aan onszelf verplicht om een zo eenvoudige maar zo volledig mogelijke oplossing te vinden."

Capaciteitstarieven

BRUGEL heeft in 2018 beslist om voor alle klanten die met laagspanning worden bevoorraad een capaciteitscomponent te implementeren die een deel van het bestaande tarief vervangt. De distributietarieven worden aldus gedeeltelijk gefactureerd op basis van de verbruikte kilowatturen, en gedeeltelijk op basis van het aansluitingsvermogen dat de eindgebruiker ter beschikking wordt gesteld.

"In de periode 2020-2024 dekt dit capaciteitsgedeelte 20% van het tarief voor het gebruik en het beheer van het laagspanningsdistributienet, terwijl de andere componenten proportioneel blijven (met uitzondering van de meting, die vast blijft)", verduidelijkt Jérémie Van Den Abeele.

Dit tarief, dat gebaseerd is op het beschikbaar gestelde vermogen, maakt een betere kostenreflectiviteit mogelijk en maakt de consument vertrouwd met het begrip 'beschikbaar gesteld vermogen'. Zodra er op grote schaal slimme meters op het net worden ingevoerd, zal dit type van tarifering evolueren om de consument aan te moedigen tot een nauwkeuriger en rationeler gebruik van het elektriciteitsnet, met name door de invoering van meerdere tijdslots ten nadele van de traditionele dag-nachtperiode.

Verhoging van de tarieven voor middenspanning (MS)

We merken op dat het afschaffen van de plafondprijs en de degressiviteitscoëfficiënt de tarieven voor de gebruikers van het middenspanningsnet omhoog duwt. "Hoewel sommige van deze maatregelen die in de tariefmethodologie zijn opgenomen in 2020 van kracht zullen worden, zullen de meeste geleidelijker (tot 2029) worden ingevoerd om een abrupte stijging van de tarieven te voorkomen en de getroffen consumenten in staat te stellen hun verbruiksgewoonten aan te passen door de nodige maatregelen te nemen."

WATERSECTOR

In de watersector stond 2019 in het teken van twee grote dossiers: de ontwikkeling van de tariefmethodologieën en de indexering van de tarieven die gekoppeld zijn aan de reële kostprijs voor 2020.

Tariefmethodologieën voor water

"Wat de ontwikkeling van de tariefmethodologieën 'water' betreft, zijn we uitgegaan van een blanco vel papier. We zouden zeker inspiratie kunnen putten uit het voorstel van BRUGEL voor de energiedistributie, maar beide sectoren hebben een verschillend maturiteitsniveau en kunnen moeilijk vergeleken worden", verduidelijkt Jérémie Van Den Abeele. "We hebben in feite twee tariefmethodologieën ontwikkeld om de behoeften van de twee operatoren in de sector te beantwoorden. Deze strategie bleek noodzakelijk omdat VIVAQUA en de BMWB specifieke structuren hebben en elk inspelen op verschillende uitdagingen. De ontwikkeling van de tariefmethodologieën heeft veel tijd en middelen gekost. Maar deze aanpak was erg belangrijk, omdat de invoering van de toekomstige watertarieven ervan zal afhangen."

"In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt de watersector gedeeltelijk gesubsidieerd om de toegang tot water voor iedereen te garanderen. De methodologie die we toepassen, moet ons in staat stellen om het watertarief te objectiveren en tegelijkertijd de wetgever de mogelijkheid geven om via een subsidie in te grijpen. Het is overigens de opdracht van BRUGEL om de regering te adviseren over afstemming van de subsidies op de tarieven", merkt Jérémie Van Den Abeele op.

BRUGEL zal dus de prijs bepalen om een duurzame financiering van de watervoorziening en -zuivering te verzekeren. Indien de wetgever deze tarieven als prohibitief beschouwt, heeft hij de mogelijkheid om deze te corrigeren door middel van een subsidie of de invoering van een sociale maatregel.

Reguleringsmodel

"In 2019 bestond onze opdracht in het vastleggen van een tariefreguleringsmodel en het bepalen van de duur van deze regulatoire periode", legt Jérémie Van Den Abeele uit. "Uiteindelijk hebben we gekozen voor de periode 2021-2026. Deze eerste periode lijkt lang, maar is zeker nodig, omdat we over voldoende tijd moeten beschikken om de spelers in de sector te leren kennen en de methodologieën desgevallend aan te passen. Wat de BMWB betreft, weten we ook dat de methodologie in 2027 zal moeten worden aangepast wanneer de afvalwaterzuiveringsinstallatie Noord wordt overgenomen."

De teams van de dienst hebben daarom hard gewerkt aan het bepalen van de componenten die de tarieven moeten dekken. "We hebben zodoende een diepgaande analyse uitgevoerd om de reikwijdte van de dagelijkse activiteiten van de operatoren te bepalen", voegt Jérémie Van Den Abeele eraan toe. "VIVAQUA, bijvoorbeeld, levert water in Wallonië en Vlaanderen, biedt technische diensten aan als studiebureau, enz. We hebben ons derhalve afgevraagd of de kosten van elk van deze prestaties aan de Brusselse afnemers moeten worden doorgerekend."

Nadat deze activiteiten waren afgebakend, heeft BRUGEL getracht de kosten die inherent zijn aan deze activiteiten te categoriseren en de investeringsbehoeften van VIVAQUA te kwantificeren.

"Op basis van de investeringsplannen die nu op tafel liggen, zal de investeringsbehoefte structureel meer dan € 100 miljoen per jaar bedragen gedurende 20 tot 25 jaar", stelt hij. "Aangezien we in de analyse van de reële kostprijs hebben vastgesteld dat de huidige ontvangsten niet volstaan om deze kosten te dekken, zijn we ervan overtuigd dat het noodzakelijk zal zijn om de tarieven te verhogen om toekomstige investeringen veilig te stellen."

De reële kostprijs van water

In 2018 bedroeg de reële kostprijs van water € 247,6 miljoen (+/- 50% voor de watervoorzieningsdiensten en 50% voor de zuiveringsdiensten). Dat betekent dat de eenheidskost ongeveer 4,16 €/m3 bedraagt. De totale ontvangsten (voor het jaar 2018) bedragen € 262,7 miljoen (inclusief € 34,3 miljoen aan subsidies), wat neerkomt op een eenheidsprijs voor de gebruiker van 3,85 €/m³. Deze inkomsten omvatten € 128,5 miljoen voor de voorzieningsdiensten (d.w.z. een eenheidsopbrengst van 2,17 €/m³) en € 134,1 miljoen voor de zuiveringsdiensten (d.w.z. een eenheidsopbrengst van 2,26 €/m³).

Tariefverhoging

Volgens onze ramingen zouden de tarieven in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met minstens 20% moeten stijgen. De jaarlijkse investeringsbehoefte komt min of meer overeen met de afschrijvingen voor de voorzieningsdiensten, maar dit geldt niet voor de zuiveringsdiensten en zeker niet voor de afvalwaterinzameling. Door rekening te houden met de reële behoefte aan financiering om de duurzaamheid van de activiteit te garanderen, zakken de percentages ver onder de 100%. Het feit dat de operatoren boekhoudkundige winsten genereren, betekent dus niet noodzakelijkerwijs dat de huidige tarieven voldoende hoog zijn. "Daarom heeft BRUGEL in de tariefmethodologieën een marge ingebouwd om de financiering van de infrastructuur mogelijk te maken."

Sociaal tarief

"Om de reële behoefte aan investeringen te kunnen financieren, zullen de watertarieven de komende jaren verder moeten stijgen (exclusief subsidies). Er moet derhalve worden nagedacht over de invoering van een sociale bescherming door middel van een sociaal tarief of een andere vorm van steun. Dit hangt evenwel af van de wetgever. BRUGEL blijft beschikbaar om mee te werken aan de ontwikkeling van een dergelijk mechanisme", benadrukt Jérémie Van Den Abeele.

Wijziging van de tariefstructuur

Voor het gedeelte dat betrekking heeft op de consumenten heeft BRUGEL ook voorgesteld om de tariefstructuur te wijzigen. "Op dit moment is het progressieve tarief gestructureerd in vier schijven. We zouden dit graag willen terugbrengen tot drie. We willen ook een huishoudelijk lineair tarief invoeren dat verschilt van het niet-huishoudelijk lineair tarief."

BRUGEL zal bij de goedkeuring van de algemene voorwaarden van Vivaqua extra aandacht besteden aan de voorwaarden voor de toepassing van bepaalde tarieven (bv. het lektarief).

Tariefindexering 2020

Tijdens de overgangsperiode die loopt tot aan de effectieve toepassing van de tariefmethodologieën, staat de ordonnantie een tariefwijziging toe, mits deze gerechtvaardigd is ten aanzien van de reële kosten en investeringsplannen van de operatoren. Van alle spelers in de Brusselse watersector heeft enkel VIVAQUA een verzoek tot indexering ingediend. "Er is met VIVAQUA afgesproken dat deze verhoging enkel betrekking zou hebben op de component gemeentelijke zuivering en niet op alle componenten van de factuur", legt Jérémie Van Den Abeele uit.

Aanvullende ontvangsten

Op basis van de beschikbare gegevens weten we dat de consumentenprijsindex tussen augustus 2014 en augustus 2019 met 8,76% is gestegen. De tariefaanpassing die sinds 1 januari 2020 van kracht is, zou dus op jaarbasis ongeveer € 5,17 miljoen aan extra inkomsten moeten opleveren. Deze nieuwe opbrengsten uit de gemeentelijke-zuiveringsactiviteit liggen evenwel nog steeds lager dan de totale kosten en investeringsbehoeften voor deze activiteit.

"Voor een huishouden van twee personen dat 35 m³/pers./jaar verbruikt, zou de toepassing van de tariefaanpassing een globale stijging van de jaarlijkse waterfactuur betekenen met 2,24%, wat overeenstemt met € 5,65 incl. btw of minder dan € 0,5/maand per persoon", licht hij verder toe.

Aangezien in de definitieve aanvraag rekening werd gehouden met alle opmerkingen van BRUGEL, werd deze laatste versie ter advies voorgelegd aan het Comité van Watergebruikers en aan de Economische en Sociale Raad. Beide gingen akkoord met deze indexering van de tarieven voor het jaar 2020, maar benadrukten niettemin de sociale risico's van een tariefverhoging en wezen op de noodzaak om de denkoefening over de tariefstructuur en de toepassingsmodaliteiten te verruimen om de gevolgen ervan te verzachten.

Kostenstabilisatie

Opvallend is dat de kosten voor waterzuivering in 2018 met bijna 9% zijn gestegen, maar dat deze stijging werd gecompenseerd door een daling van de voorzieningskosten (-9,5%) ten opzichte van 2017. De belangrijkste reden voor deze trend is een eenvoudige boekhoudkundige boeking, die een groter deel van de indirecte kosten toekent aan de waterzuivering, wat de voorzieningsdiensten ten goede komt. De conclusies van 2017 gelden dus in grote lijnen ook voor 2018, d.w.z. dat de zuiveringskosten in de periode 2015-2018 relatief stabiel blijven. Er moet ook worden opgemerkt dat na een grote daling van de zuiveringskosten in het begin van de periode, als gevolg van het niet opnemen van een deel van de investeringen in de lasten, de kosten zich hebben gestabiliseerd. Over het geheel genomen zijn de belangrijkste lasten in volgorde van belangrijkheid de exploitatiekosten, de indirecte kosten en, in mindere mate, de investeringskosten, die uitsluitend bestaan uit afschrijvingen.



Jérémie Van Den Abeele

Verantwoordelijke tariefaspecten bij BRUGEL





We hebben vastgesteld dat de tarieven voor zowel elektriciteit als gas tussen 2019 en 2020 zouden dalen, om vervolgens in de periode 2020-2024 gestaag te stijgen.